Bij Kessels & Smit heb ik het schrijven van een scriptie voor mijn studie Onderwijskunde gecombineerd met een stage. In mijn scriptie heb ik onderzocht hoe organisatieadviseurs een bijdrage kunnen leveren aan kennisproductiviteit, oftewel het vermogen van organisaties om duurzame verbeteringen en vernieuwingen te realiseren.
Je wint geen wedstrijd op je zwakke punten
Dit voorjaar werd op de Nederlandse televisie de talentenjacht ‘X Factor’ uitgezonden. Mijn favoriet was Hester. Zij blonk uit door haar zwoele stemgeluid, dat fantastisch tot zijn recht kwam in kleine, langzame jazznummers. Nadat in de voorrondes het kaf van het koren was gescheiden bleven elf kandidaten over, waaronder Hester. Deze elf streden tegen elkaar in grotesk opgezette liveshows, waarin wekelijks een kandidaat afviel. Alle kandidaten kregen een coach uit de jury toegewezen, die hen ondersteunde en aanwijzingen gaf. Hester kreeg Gordon. Hij hamerde er bij Hester op dat ze meer een ‘podiumbeest’ moest worden en hij was ervan overtuigd dat hij dit in haar los zou maken als hij haar continu liedjes zou laten zingen waarbij veel gedanst moest worden. Genante momenten, waar ik met plaatsvervangende schaamte naar zat te kijken. Want, hoe mooi het is om Hester op een barkruk een rustig lied te zien zingen, zo verschrikkelijk is het om haar te zien bewegen. Dit belette Gordon niet om Hester te blijven wijzen op haar tekortkomingen. In één van de liveshows merkte een ander jurylid op dat Hester waarschijnlijk het grootste talent van X Factor was, maar dat ze het niet tot de finale zou schoppen als Gordon vast zou houden aan zijn liedkeuze. Het jurylid kreeg gelijk. Na twee rampzalige optredens in de halve finale vloog ze eruit.
De winst van kiezen voor je passie en talent
Wielrenner Mario Cipollini had het beter bekeken. Deze Italiaanse sprinter hield alleen van vlakke etappes en haakte in de Tour de France steevast af wanneer de eerste bergtoppen in zicht kwamen. Dit tot grote woede van de Tourdirectie, die hem en zijn ploeg in 2000 en 2003 zelfs van deelname uitsloot. Het zal Super Mario een zorg zijn; door consequent te kiezen voor het sprinten, wat zijn passie was en waar hij echt goed in was, won hij twaalf etappes in de Tour de France, 42 in de Giro d ‘Italia, drie in de Ronde van Spanje en werd hij in 2002 wereldkampioen op de weg en winnaar van Milaan - San Remo. Bovendien staat hij bekend als de eerste sprinter die gebruik maakte van het ‘ treintje’; een ploeg wielrenners die een sprinter de hele koers uit de wind houdt en in de laatste kilometer één voor één op kop het tempo opvoeren om de tegenstanders te vermoeien. In de laatste paar honderd meter maakt de sprinter het af. Deze tactiek wordt nog steeds door alle sprinters in het professionele peloton gebruikt. Ondanks de hoon van de Tourdirectie, hebben zijn keuzes Cipollini dus geen windeieren gelegd.
De verhalen van Hester en Cipollini maken duidelijk dat wanneer iemand goed wil zijn in zijn beroep –of het nu een zangeres of een wielrenner is– hij moet kiezen voor belangstelling, passie en talent. Dit vraagt om lef. Soms moet een gerenommeerd instituut getrotseerd worden, zoals in het geval van Cipollini. Soms wordt het door machtsverhoudingen moeilijk of zelfs onmogelijk om deze keuze te maken, zoals in het geval van Hester.
Het gaat om de ‘vent’ in plaats van de ‘tent’
Bij de organisatieadviseur is het niet anders. Mijn afstudeerscriptie, onder de naam ´Succesvol adviseren door jezélf in te zetten´, doet een eerste aanzet voor het idee dat de persoonlijke belangstelling en affiniteit van de adviseur een belangrijke rol spelen in het vormgeven van zijn werk. Het onderzoek, bestaande uit case studies en een survey onderzoek, maakt duidelijk dat alleen technische bekwaamheden voor adviseurs ontoereikend zijn. Zo blijkt dat interventies op zichzelf niet effectief zijn, maar effectief worden door de persoonlijke signatuur van de adviseur die ze inzet. Ook het belang van persoonseigenschappen als integriteit en oprechtheid wijzen erop dat de mens achter de interventie een grotere rol speelt dan aanvankelijk werd gedacht. Ten slotte blijkt dat het klassieke artspatiënt model van adviseren achterhaald is wanneer het gaat om het realiseren van stapsgewijze verbeteringen en radicale vernieuwingen.
Persoonlijke affiniteit als sleutel
Deze bevindingen betekenen voor organisatieadviesbureaus en adviseurs dat zij minder waarde moeten hechten aan standaard cursussen en opleidingen waarin ‘competente’ adviseurs worden afgeleverd. Kennis van werkvormen, interventies en gesprekstechnieken blijft belangrijk, maar een eenzijdige nadruk op deze expertise is in de kenniseconomie onvoldoende. Aandacht voor het effectief inzetten van de persoonlijke affiniteit van de adviseur daarentegen, is de sleutel tot kennisproductieve adviestrajecten.
De manier van coachen die Gordon inzet, waarbij uitgegaan wordt van iemands fouten, is daarvoor niet meer toereikend. Voor Hester is het te laat, maar voor de organisatieadviseur gelukkig nog niet.